ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Beleid botst met de praktijk: wie denkt er nog écht aan de arbeidsmigrant?

Vorige week sprak ik een ondernemer die lid is van de ABU. Hij vertelde mij dat arbeidsmigranten steeds vaker vragen of zij gebruik mogen maken van zijn huisvesting. Opvallend. Het beleid en de maatschappelijke tendens gaan juist over het ontkoppelen van werk en huisvesting. Zodat arbeidsmigranten zelfstandig kunnen wonen.

Maar in de praktijk is dit voor velen helemaal geen aantrekkelijke optie.

Betaalbare, kwalitatief goede woonruimte is schaars. Voor iedereen. En dan zitten arbeidsmigranten ook nog eens in een slechtere concurrentiepositie met andere woningzoekers. Daarnaast zijn zelfstandige huurwoningen vaak kaal en moeten arbeidsmigranten zelf nog zorgen voor meubilair en andere basisvoorzieningen. De huisvesting die onze leden aanbieden is daarentegen wél compleet, inclusief gas, water, elektriciteit en meubilair.

Een opdrachtgever deelde een soortgelijk verhaal. Hij wilde uitzendkrachten (arbeidsmigranten) betrekken bij zijn personeelsvertegenwoordiging. Ik vroeg hem: “Waarom neem jij deze mensen dan zelf niet in dienst?” Zijn antwoord was duidelijk. “Uit dienst bij het uitzendbureau betekent dat ze hun woning verliezen, en hoe gaan ze dan zelfstandig betaalbare woonruimte vinden?”

Deze signalen staan helemaal haaks op waar we als maatschappij en politiek juist naartoe willen: het volledig ontkoppelen van werk en wonen.

Daar komt bij dat de wet Versterking regie volkshuisvesting er nog lang niet is. Die is nog maar net door de Tweede Kamer aangenomen en moet nog tenminste 1,5 jaar doorlopen om überhaupt wet te worden. Dan moet het nog eens worden vertaald naar gemeentelijk beleid, waarin concrete aantallen woningen (voor onder andere arbeidsmigranten) moeten worden opgenomen. Voor je het weet zijn we weer 4 jaar verder.

Verrassend genoeg lees ik in het recent gepubliceerde IBO-rapport over arbeidsmigratie van 11 juli weer een hele andere visie. In bouwsteen 4, fiche 10 (‘Eerlijke verdeling kosten’), is een van de voorstelde scenario’s om werkgevers ’te verplichten’ om te voorzien in goede huisvesting.

Dan vraag ik me af: welke kant willen we nu eigenlijk op?

Die vraag heb ik klaarblijkelijk niet alleen. Deze onduidelijkheid werkt verlammend. Investeerders haken af. Daar waar geïnvesteerd zou moeten worden lijkt de bereidheid af te nemen en verschuift de focus naar andere doelgroepen. Ondernemers die wel bereid zijn krijgen geen vergunning.

Het resultaat van al deze ontwikkelingen zou zomaar kunnen zijn dat er van alles verandert, maar de arbeidsmigrant nog steeds geen zicht heeft op betere huisvesting.

Laten we vaart maken, maar wel vanuit een duidelijke stip aan de horizon!

Gerelateerde artikelen